Een huis kopen op Kijkduin? Jullie zijn hartstikke gek!

Door Theo van Os

Hanny de Jong – Claus, geboren op 17 juli 1935 op Kijkduin, jongste dochter van Bob en Frieda Claus, groeide op aan de Noordwijkschelaan 8. Samen met haar oudere zussen Willy (1928), Helen (1930) en Marijke (1933), beleefde zij een onbezorgde jeugd in een nog kale woonwijk, ver weg van de bebouwde kom van Den Haag. Totdat de oorlog uitbrak en het gezin, als gevolg van de aanleg van de Atlantikwall Kijkduin noodgedwongen moesten verlaten.

Gelukkig kon het gezin Claus in 1945 als een van de weinigen weer terugkeren naar hun eigen huis aan de Noordwijkschelaan. Hanny maakte de naoorlogse periode mee als puber, tiener en studente, kreeg verkering met haar jeugdvriendje en buurtgenoot Karel de Jong en trouwde met hem in 1956. Ze kregen 3 kinderen, Paul, Inez en Elsa.

In haar flat met uitzicht op de Kijkduinsestraat, waar zij sinds 2017 woont, komen dagelijks de herinneringen van vroeger naar boven. Dat je na zoveel jaren tot de oudste, geboren en getogen inwoonster van Kijkduin behoort, mag best uniek worden genoemd.

Uit de vele gesprekken met Hanny zijn talloze verhalen en herinneringen over het leven op Kijkduin naar boven gekomen. De mooiste, meest bijzondere zijn nu hier vastgelegd.

Ergens in de duinen

“Mijn ouders waren in 1925 getrouwd en op zoek naar een huis. Moeder werkte in de stad en vader was tekenleraar op het Christelijk Gymnasium in Den Haag. De ouders van mijn moeder, mijn opa en oma Du Pré, woonden pal naast Van der Houwen en zijn waarschijnlijk een keer getipt over een uniek nieuwbouwproject, ‘ergens’ in de duinen bij Loosduinen, waarvan het bouwbureau Van der Houwen de opdrachtgever was.”

“Heel bekend was Kijkduin toen nog niet. Wel als familiebadplaats, maar niet om er te wonen. Een goede verbinding met de stad Den Haag ontbrak, met het openbaar vervoer moest je helemaal omrijden via Loosduinen en er was in het begin zelfs geen fietspad, alleen een landweggetje, wat met schelpenzand was bedekt. Geen wonder dat er weinig animo was, ondanks de vele poëtische aanprijzingen in kranten, de lage huren en een speciale wervingsbrochure van Van der Houwen.”

De eerste kopers

“Toch zijn mijn ouders als een van de eersten overstag gegaan, want het alternatief, namelijk een benauwde bovenwoning in het drukke en volle Den Haag zónder tuin, was voor hen geen optie. Ze wilden ruimte én een grote tuin. Dus kochten zij in 1926 de woning aan de Noordwijkschelaan 8, voor een bedrag van 10.000 gulden!”

“Wie gaat er nou midden in de duinen wonen? Daar woont niemand!’ ‘Jullie zijn hartstikke gek!’ Deze en soortgelijke opmerkingen kregen mijn ouders vaak te horen. Het waren pioniers en alternatievelingen, althans zo werden de eerste bewoners van Kijkduin afgeschilderd door hun stadsgenoten. Dat had best wel gevolgen voor het nieuwbouwproject, want de meeste huizen bleven onverkocht en ook de verhuur wilde niet echt lukken. De bereikbaarheid en de afgelegen ligging van de villawijk, was daar mede de oorzaak van. Dus gingen de huren omlaag en op een gegeven moment konden belangstellenden zelfs 6 maanden gratis wonen op Kijkduin! Nou, dat trok een zeker publiek aan, waaronder veel artiesten, schrijvers, dichters, kunstenaars en filosofen! We hebben er wat gehad: J.C. Bloem, Clara Eggink en Jan Campert. Of er werd een centje bijverdiend met onderverhuur aan toeristen. Bijna elke bewoner verhuurde wel een of meerdere kamers.”

Schooltijd

“Toen ik aan de kleuterschool toe was, vlak vóór het uitbreken van de oorlog, zaten de Nederlandse soldaten al ingekwartierd in de lagere school van Kijkduin. De klassen werden over diverse villa’s in Kijkduin verdeeld. Ze kregen zelfs les in de huiskamer! Dat was onder andere aan de Meer en Boschlaan 111-113, waar een van mijn zusjes op school heeft gezeten. En aan de Wijkschelaan 2, waar een kleuterklasje was ondergebracht. Hier hebben Anton en Karel nog op gezeten.”

“Ach, Kareltje en Anton, het waren twee gezworen kameraden, waar ik vaak mee speelde op straat. Karel de Jong woonde op de Scheveningschelaan 130 in zo’n vrijstaand landhuis. En Anton van de Wouw woonde in zo’n zelfde huis aan de Duinlaan 123, de achtertuinen grensden aan elkaar.” (De belevenissen met Karel heeft Anton beschreven in zijn levensverhaal “Opgroeien in en rond Kijkduin - de jeugdjaren van John van de Wouw”).

“Ik was altijd jaloers dat ik niet naar die kleuterklas mocht, want het was schuin tegenover ons huis. Mijn vader had slechte herinneringen aan zijn kleuterschooltijd en besloot om ons thuis te houden. Buitenspelen vond hij veel belangrijker dan in een klasje opgesloten te zijn. Uiteindelijk hebben zowel Marijke als ik zelfs de eerste klas van de lagere school overgeslagen. Marijke vond het ook vreselijk, want zij hoorde van buurtgenootjes hoe leuk het was op school en wat ze er allemaal deden. Tijdens de bezetting moest ik naar School B in Voorburg. Kort daarna werden de lessen verplaatst naar het Dalton en toen weer naar de Zonnebloemstraat. Ik herinner me nog goed dat ik op een middag van de Zonnebloemstraat terug naar huis fietste, toen er ter hoogte van de Bosjes van Pex twee vliegtuigen overkwamen, die elkaar beschoten, vlak boven de duinen. Ik zie nog de lichtspoorkogels door de lucht heen schieten, zo gefascineerd stond ik er naar te kijken! Aan schuilen dacht ik niet en ik fietste daarna gewoon door naar huis. Dat moet ergens in 1942 zijn geweest, want we woonden nog aan de Noordwijkschelaan, dus dat was vóór de evacuatie.”

Buiten spelen

“Mooie herinneringen heb ik aan het spelen op straat. Dat kon op Kijkduin overal, verkeer of geparkeerde auto’s waren er nauwelijks. De straat was het domein van de jeugd. We speelden heksen met de bruggen, van de ene stoep naar de andere stoep, in de Noordwijkschelaan. We tekenden hier en daar een paar ‘bruggen’ en degenen die belaagd werden door de heks mochten alleen over de bruggen naar de overkant, de heks mocht overal. Ik hoorde van de week nog kinderen schreeuwen, die hadden een verjaardag en zij waren ook spannende spelletjes aan het doen. Ik dacht: zo moeten wij ook geklonken hebben als het heel spannend was! Je moest echt naar binnen geroepen worden en dan was je moe, uiteraard viel je dan nog even, een vlek op je jurk, een schaafwond op je knie of een winkelhaak in je broek, dat gebeurde allemaal, maar je was de hele dag buiten. Binnen zitten? ho maar!”

De DKW

“Wij hadden een keldertje onder de woonkamer gemaakt. Mijn vader heeft dat samen met mij uitgegraven toen ik 6 jaar oud was! Je kon vanaf de buitenkant met een trapje naar beneden (zie foto). Samen hebben we tientallen kruiwagens met zand er uitgereden en op een berg gegooid in de duinen tegenover de Scheveningschelaan 152. Toen de Duitsers bezit namen van Kijkduin en wij ons huis moesten verlaten, heeft m’n vader de ruimte weer dichtgegooid. Maar er stond nog een DKW motorfiets in, plus een hoop andere spullen.”

“Toen Kijkduin helemaal leeg en afgesloten dreigde te raken, kreeg pa het toch wat benauwd en is hij teruggegaan, heeft de kelder weer open gegraven en de DKW eruit gehaald. Kort daarna kwam de tankgracht en ging Kijkduin helemaal op slot.”

Het portemonneetje

“In het huis achter ons, aan de Wijkschelaan 1, woonde een jong Joods echtpaar, de heer en mevrouw Hirsch. Op een dag kreeg ik van mevrouw Hirsch geld om een pond biefstuk te halen. Het geld zat in een klein portemonneetje. Ik denk dat ze mij koos omdat ik nog zo jong was en de slager hopelijk niks in de gaten zou hebben dat het niet voor ons was, maar voor onze achterburen. Joden met sterren werden bij de slager – of sowieso bij de meeste winkels – niet meer toegelaten. Op de terugweg moest ik langs het huis van Landzaat aan de Katwijkschelaan waar de oudste zoon Robbie, die een jaar ouder was dan ik, met kiezelstenen gooide als ik langsliep. Ik was altijd als de dood!”

“Maar goed, ik had die aanslagen overleefd en de biefstuk netjes afgeleverd en het wisselgeld teruggegeven. Toen zij ze: wacht even! Ze haalde het geld eruit en ik kreeg het portemonneetje van haar. Ik was zo trots als wat, want er zaten aparte vakjes in voor kleingeld. Helaas ontdekte m’n oudste zus dat ook en zij heeft het toen geruild tegen een spiegeltje! En dan te bedenken dat ze het later is kwijtgeraakt!”

“Het hele gezin Hirsch moest korte tijd later Kijkduin verlaten en is uiteindelijk naar Duitsland op transport gezet. Wij hebben hun hond nog opgevangen. Tot groot verdriet hoorden wij dat alleen vader Hirsch het had overleeft. Hij is teruggekeerd naar Kijkduin en getrouwd met een nichtje van zijn vrouw. Ze zijn later geëmigreerd naar Frankrijk en een camping begonnen in de buurt van Sarlat in de Dordogne. We hebben ze nog eens opgezocht. Toen wij aankwamen stond hij ons op de veranda met open armen op te wachten. Het eerste wat hij aan mij vroeg: ‘Heb je dat portemonneetje nog?’”

De terugkeer na de oorlog

“Toen we terugkwamen in augustus ‘45 was het een hele mooie zomer. We hadden de maanden daarvóór de bevrijding gevierd in Groningen, waar ik samen met mijn zussen vlak vóór de hongerwinter in 1944 naar toe was geëvacueerd. We hebben eigenlijk alleen maar feest gevierd. Eindelijk zagen we onze familie weer!”

“Maar Kijkduin lag in puin. Al die huizen, waar je zo vertrouwd mee was, waren in de oorlog gesloopt. Vooral het gedeelte langs de Duinlaan, tussen de Kijkduinschestraat in de richting van de Hoek van Hollandlaan (nu de Domburglaan). Van de andere huizen, die nog wel overeind stonden, was het meeste hout eruit gesloopt, zoals vloeren en raamkozijnen. Waarschijnlijk door de Duitsers zelf, om te gebruiken als brandhout. Ook hadden de Duitsers bijna alle bomen van Meer en Bosch gekapt tot aan de vijver, voor een vrij schootsveld. Maar dat is natuurlijk allemaal in de kachels verdwenen.”

“Toch herinner ik me alleen maar vrolijkheid en blijheid. We mochten weer terug naar Kijkduin! Hoe gelukkig waren we toen, ondanks dat er veel vernield was. Het was er wel verlaten, maar met de weinige kinderen die er toen waren verkenden we heel Kijkduin. Wij waren nog hele brave meisjes en gingen, zoals onze ouders waarschuwden, nooit de leegstaande huizen in. Maar de jongens durfden dat wel. Ik weet nog goed dat tegenover de Kijkduinschool in een huis oude munitie van de Duitsers werd verzameld, wat tot het plafond was opgestapeld. Levensgevaarlijk natuurlijk en bewaakt werd het nauwelijks, dus daar moest je zijn.”

Deuren zoeken

Ons huis was er gelukkig minder erg aan toe, dan de meeste andere woningen. Misschien omdat het eigendom was. Desondanks was ook onze vloer eruit gesloopt, het dak lekte en was in slechte staat. Op Kijkduin kwam verder nog niemand. Over de tankgracht bij de Kijkduinschestraat was door de Canadezen een Baileybrug aangelegd. Het vormde de enige officiële toegang naar Kijkduin. Mijn vader had bij hoge uitzondering toestemming gekregen van de BS (Binnenlandse Strijdkrachten – zie afbeelding) om z’n eigen deuren uit de loopgraven te halen. Hij wist niet waar ze lagen, maar hij wist wel precies welke kleuren hij gebruikt had. Niemand anders had dat gedaan. De deuren heeft hij teruggevonden, net als de tegels uit de vloer en de stenen van de schoorsteenmantel!”

“In die zomer van '45 moesten mijn ouders keihard werken om het huis weer bewoonbaar te maken. Mijn vader ging het dak op en kreeg een zonnesteek en mijn moeder naaide de gordijnen op een grote tafel, midden op de straat, die maar gedeeltelijk van klinkers was voorzien. Ze deed alles op straat, want in huis kon je nog amper wonen. Zij kreeg in die periode geelzucht, waardoor ze bijna overleed!”

“Na de zomer moesten we ook weer, zo goed en kwaad als het ging, naar school. Ik kwam terecht in de 5e klas, niet op de Kijkduinschool - die toen nog niet open was - , maar weer op het nabijgelegen Dalton Lyceum.“

De sloop van de overgebleven huizen

“In de winter van 1945 -’46 woonden er 3 gezinnen op Kijkduin: Steehouwer, Heyboer en wij. De enige huiseigenaren, die terug mochten keren. Wij drieën kregen geen licht (elektriciteit), in de hoop dat we zouden verdwijnen! Wat een bof als je dan iemand kent van het Haagse Electriciteitsbedrijf, namelijk Ir. Bakker van de afdeling Electra in Loosduinen.”

“Op een gegeven moment begon de gemeente de nog overgebleven huizen te slopen, nadat deze waren onteigend (document onteigening). Ook het huis waar Kareltje had gewoond, op de Scheveningschelaan 130. Ik heb het met m’n eigen ogen zien gebeuren. We stonden erbij te huilen. Als je niet op het idee kwam om een van de overgebleven woningen te huren, dan zat er iemand anders in. Door snel te reageren, lukte het hun om het huis op nr. 140 te huren, wat misschien daardoor gespaard is gebleven. Wie zal het zeggen.”

“De meeste oud-buurtgenoten konden echter niet meer terug naar hun huurwoning op Kijkduin. Voor hen was de bevrijding nog niet af. Ik heb zoveel mensen gekend die er voor de oorlog hadden gewoond en niet meer terug konden komen. Met veel mensen heb ik jaren daarna nog contact gehad en er eindeloos over gepraat. Vooral de sloop van de huizen die later alsnog door de gemeente waren gevorderd, heeft veel verdriet gedaan. Ik weet zeker, dat als die mensen eerder waren teruggekeerd, er meer huizen bewaard waren gebleven.”

“We hebben staan kijken toen de tankgracht na de oorlog werd dichtgegooid met puin uit Kijkduin. Onlangs las ik een artikel, dat bij de aanleg van de Machiel Vrijenhoeklaan eind jaren ’60, men op diverse plekken op puin is gestuit, wat een hoop vertraging heeft opgeleverd tijdens de aanleg.”

“Niet al het puin werd gedumpt of afgevoerd. Veel stenen werden hergebruikt voor o.a. de bestrating. Deze werden opgestapeld langs de Scheveningschelaan en Duinlaan. Er zat een man de hele dag in z’n eentje stenen schoon te bikken en op te stapelen.”

Spelen in de bunkers

“Na de oorlog speelden we vaak in de grote bunker bij het Zuiderstrand, de ‘Rooie Kamer’ noemden wij die. Je mocht er eigenlijk niet komen, maar we deden speurtochten in de loopgraven. Kareltje de Jong en een andere buurjongen, Jan Romani, hadden met rode inkt een heel ‘bloed’ spoor gelegd in de loopgraven en dan moesten die bange meisjes dat helemaal volgen tot in de bunker. Stonden die jongens aan het eind in de pikdonkere bunker met een knijpkat aan hun mond, om ons de angst aan te jagen! Dan stoven we de bunker weer uit, tot grote hilariteit bij de jongens!”

“Kareltje was een echte vrijbuiter en ik had in die tijd al een oogje op hem! Hij wilde altijd kanoën op de beek langs de Duinlaan en dan ging ik vaak met hem mee. Later mocht hij in z’n eentje naar de Cineac van z’n moeder met de bus en tram, via de Laan van Meerdervoort. Dat was een hele reis van het beginpunt tot het eindpunt!”

Grote-mensen-liefde

“De lagere school volgde ik op het Dalton, waar ik later ook de HBS heb gedaan. We liepen dan vanuit Kijkduin via een provisorische dam in de tankgracht bij de Muurbloemweg naar school. In die tijd verloren Karel en ik elkaar uit het oog, we gingen allebei onze eigen weg met vriendschappen, schoolopleiding en volwassen worden. Totdat ik Karel weer tegenkwam op een feestje. We waren allebei vrijgezel en de vonk sloeg definitief over! Van een kalverliefde werd het grote-mensen-liefde en in 1956 zijn we getrouwd!”

“Direct na ons trouwen ben ik het huis uitgegaan. Wij zijn toen bij Karel z’n moeder aan de Scheveningselaan ingetrokken, want er was domweg geen woonruimte beschikbaar. Naderhand verhuisden we met mijn schoonmoeder mee naar de Valeriusstraat, omdat ook zij het huis aan de Scheveningselaan uit moest.”

“Inmiddels was ik lerares geworden op het Christelijk Lyceum in Den Haag. Er waren grote klassen en we verdienden weinig. Karel zat ook in het onderwijs, we fietsten elke dag naar school, weer of geen weer. Zodra wij de deur uit waren, deed mijn schoonmoeder de kachel uit in onze kamer en als we terugkwamen, was het ijskoud in huis en duurde het een eeuwigheid voordat de kamer weer een beetje op temperatuur was. Na een half jaar konden we eindelijk ergens anders terecht en huurden we een bovenetage aan de Frederik Hendriklaan.”

“Toch knaagde het bij ons. We hadden allebei heimwee naar de rust en ruimte van Kijkduin. Inmiddels was ik in verwachting van Inez en ik wilde zo graag een huis met tuin, maar in Kijkduin was dat niet mogelijk. Op een dag kwamen wij in gesprek met buurman Bausch, die woonde aan de Scheveningselaan 152. Mijn ouders gingen veel met ze om en zo kwam onze woonwens ter sprake. ‘Als je wat wilt, dan heb ik wel wat voor je! Zo ging dat vroeger. Bausch had in Voorthuizen een tweede woning, dat leeg stond. De gemeente liet leegstand niet toe, dus kregen wij het aanbod om daar te gaan wonen. We hebben daar gewoond van 1962 tot 1967 en in 1963 is onze tweede dochter Elsa geboren. Daarna zijn we verhuisd naar Apeldoorn.”

“Karels’ jeugdvriend Anton van de Wouw heeft heel lang contact met ons gehad, ook vanuit de Verenigde Staten, waar hij vlak na de oorlog naar toe was geëmigreerd met zijn ouders. Hij is ook meerdere keren in Nederland bij ons op bezoek geweest. Als we dan Kijkduin bezochten dan zei hij altijd: ‘Het is niet meer wat het geweest is.’ Ook zijn wij meerdere keren bij hem geweest in Californië.”

“In 2008 is Karel overleden, slechts 76 jaar oud, als gevolg van complicaties na een niertransplantatie. Anton belde dagelijks naar het ziekenhuis in Groningen vanuit de States om hem bij te staan, wetende dat het snel over zou zijn. Ook daarna hebben wij dankzij internet nog vaak contact gehad.”

Terug naar Kijkduin

“Mijn moeder heeft altijd in het huis aan de Noordwijkselaan 8 gewoond. (Bekijk hier het fotoalbum van de Noordwijkselaan 8). Mijn vader was al in 1981 overleden. Wij bezochten haar wekelijks en hielden zo nog steeds contact met onze geboortegrond. Ze was altijd een sterke vrouw en moest pas op het allerlaatst wegens haar zwakke gezondheid opgenomen worden in de Rudolf Steiner Kliniek, waar zij nog 4 maanden verbleef, tot haar overlijden in april 1999. Ze is 97 jaar geworden. Je wordt oud op Kijkduin!”

“Het huis is verkocht aan Gerard Koper, een groot liefhebber van de architecten Duiker en Bijvoet. De woning was nog in vrijwel originele staat en is dat gelukkig ook gebleven. Het wordt nu gezien als het meest originele huis op Kijkduin en daar ben ik best wel trots op!”

“De heimwee naar Kijkduin is altijd gebleven en werd sterker naarmate ik ouder werd. Ik wilde zo graag weer terug. Toen ik in 2017 de kans kreeg om een appartement te huren heb ik geen moment geaarzeld. Na al die jaren weer terug op het oude honk, wie droomt er niet van?”

“Als het even kan wandel ik door het oude buurtje. Scheveningselaan, Noordwijkselaan, Duinlaan, Meer en Boslaan. En hoor in gedachten de spelende kinderen in de straat en op de achtergrond een nachtegaaltje hoog in de bomen.”

Noordwijkschelaan 8 - Kijkduin - foto familie Claus

1935 – Vader en moeder Claus met de kleine Hanny , in de tuin van hun huis aan de Noordwijkschelaan 8.

Hanny Claus - auteur Theo van Os

2021 – Hanny Claus tijdens een van de interviews met Theo van Os, in haar appartement aan de Zandvoortselaan.